Leesimpressies

  • Bert Keizer: Tumult bij de uitgang

  • Nr. 29 - 2014
  • Als leesclub hadden wij de dood een beetje uit het oog verloren. Je kunt gerust spreken van verwaarlozing. Het was niet uit hoogmoed maar een kwestie van onachtzaamheid. Iemand vond het tijd voor een gebaar van correctie. Dan kom je onvermijdelijk uit bij Bert Keizer. Midden jaren negentig oogstte deze verpleeghuisarts veel lof met zijn boek Het refrein is Hein. Hier was iemand aan het woord die voor de buitenwereld inzichtelijk maakte wat er zich in de binnenwereld van het verpleeghuis afspeelde. Dat was nieuw vooral door de toon waarop de materie aan de orde kwam. Laconiek maar met compassie. De dood werd, zoals dat in het welzijnsjargon heette, bespreekbaar. Bert Keizer fungeerde als gids. Er zouden de nodige boeken volgen. Soms weer over de biotoop van het verpleeghuis, dan weer over filosofische onderwerpen. Zo schreef Keizer over de filosofie van de door hem bewonderde Ludwig Wittgenstein en over de ziel. Zijn meest recente product Tumult bij de uitgang is van gemengde signatuur al overheerst de geneeskunst. Op de cover staat Landschap met graf, doodskist en uil van Caspar David Friedrich. De toon is gezet.

    Na een interval van twintig jaar is de toon van Keizer ongewijzigd gebleven. In het verpleeghuis zijn euthanasie en dementie trending topic met als runner up depressiviteit. Daarmee doet Tumult bij de uitgang vertrouwd aan maar dus tegelijk ook weinig verrassend. Keizer opent in het voorwoord met een beginselverklaring. In zijn werk is de dood een constante metgezel. Hoe verdrietig ook voor de nabestaanden, in zijn algemeenheid is hij overtuigd dat de dood een onmisbaar element van het leven vormt. Zoals een schrijver als Elias Canetti zijn hele leven bezwaar maakte tegen de dood, heeft Keizer op praktische en principiële gronden de vlag gestreken. Een praktisch element is bijvoorbeeld dat er, als iedereen altijd in leven bleef, de aardbol op termijn alleen maar staanplaatsen te vergeven zou hebben. In nogal wat stukken in het boek tekent Keizer bezwaar aan dat de dood door kunstgrepen wordt weggeduwd als de kwaliteit van leven al lang het loodje heeft gelegd. De beoordeling of dat het geval is, komt in eerste instantie natuurlijk wel aan de betrokkene toe.

    Zo er iets de beschouwingen in dit boek verbindt, dan is het de overtuiging dat een besef van sterfelijkheid het beste medicijn is om het leven draaglijk te houden


    Keizer heeft in zijn werkzame leven aan vele sterfbedden gestaan. Wel een keer of duizend. Hij is een verklaard voorstander van de euthanasie zoals die in Nederland in de praktijk, gevolgd door regelgeving en niet andersom, nu gestalte heeft gekregen inclusief de zorgvuldigheidsnormen die daarbij zijn ingebouwd. Wel maakt hij op buitenlandse congressen mee welke indianenverhalen over de Nederlandse situatie de ronde doen. Men denkt wel dat iedereen van een zekere leeftijd hier bij twee keer kuchen van straat geplukt wordt om onvrijwillig de pijp uit te gaan. Daarbij ziet men over het hoofd dat er bij euthanasie per definitie conform de wens van de patiënt gehandeld wordt. Zo niet dan is het Wetboek van Strafrecht in het geding. Daarnaast zijn er ook afgunstige blikken van buitenlandse vakbroeders op hoe deze kwestie hier is geregeld. Vanwege de laagdrempeligheid heeft Keizer bezwaren tegen de verkrijgbaarheid van de pil van Drion.
    De auteur ziet het als taak van de arts om twee kwaliteiten te leveren: wetenschap en troost. Waar het eerste niet (meer) baat, kan het tweede goede diensten bewijzen. Daar laat het ziekenhuis het juist afweten. Daar wordt alleen het eerste verkocht net zo lang tot de patiënt er bij neervalt. De medicalisering, opgepord door de farmaceutische industrie, voert hier de alleenheerschappij. Treffende voorbeelden zijn onder meer te vinden in het nieuwe boek van Trudy Dehue, Betere mensen.
    In het boek van Keizer spreken de stukken die dicht bij zijn eigen praktijkervaring blijven mij het meest aan. Toch zitten er ook tussen de filosofische stukken wel genietbare bijdragen. Er is een mooie vergelijking over het Godsbegrip bij Nietzsche en Emily Dickinson zeg maar strijdbaarheid versus toegeeflijkheid. Ook de tirades tegen allerlei hocus pocus opvattingen over de ziel zijn aan mij besteed.
    Ondanks de waardering maakt de bundeling een wat rommelige indruk. Waarom zijn de stukken niet thematisch gerangschikt? Wat is de ratio van de volgorde? Welke stukken zijn waar wanneer eerder verschenen? Auteur en uitgever hadden wel iets meer zorgvuldigheid mogen betrachten. Daarnaast ligt er een ander gevaar op de loer. Een van de leden van mijn leesclub noemde Keizer een type Maarten van Rossem. Daar valt wat voor te zeggen. Aanvankelijk is het een verademing om een deskundige droogjes aan het woord te horen tijdens het leeg knijpen van een tube contramine. Het wordt pijnlijk als iemand na gebleken succes zo vergroeid raakt met het clownspak dat het niet meer uitgaat. Het stervensproces, uitburgeren zoals de auteur het noemt, kan goed zonder rode neus en flapschoenen.

    Terug