Leesimpressies

  • Herman Pleij: Moet nog steeds kunnen

  • Nr. 3 - 2017
  • Herman Pleij is een graag geziene gast in populaire praatprogramma’s. Hij voldoet aan de profielschets van redacties om door de ballotage te komen. Geleerdheid is prima mits betrokkene bereid is om in zekere mate de pias uit te hangen. Maarten van Rossem, Rob Scherder en Herman Pleij leveren wat gevraagd wordt. De meeste hoogleraren krijgen een verwijsbriefje mee voor Buitenhof of Nieuwsuur. De presentator van DWDD, die ooit bij Pleij in de collegebanken zat, opent eerbiedig het gesprek . “Professor, hoe dresseren wij dit probleem?” Ongeacht de misstand van de dag is er het volgende patroon. Pleij haalt een keer diep adem en barst in een langdurig betoog los met de volgende strekking. “Dit is helemaal geen probleem, want de geschiedenis leert dat dit altijd zo geweest is. Dit is juist zo typerend voor ons land.” De stortvloed aan woorden roept bij Pleij zelf een nauwelijks verholen ergernis op als een van de andere gasten aan tafel solliciteert naar een kleine bijdrage aan de discussie. Routineus wordt de aanval afgeslagen. We zijn als kijkers weer gerustgesteld. Het is tijd voor een minuutje popmuziek. De Pleij van de praatprogramma’s heeft me tot dusver weerhouden kennis te nemen van zijn boeken. Misschien wel ten onrechte.

    Het onderwerp dat Pleij bezig houdt is zeer actueel. Bestaat er een Nederlandse identiteit en zo ja, hoe ziet die er dan uit. Het is een kwestie waar onze toen nog kandidaat koningin, die vanaf haar eerste publieke optreden wist te betoveren, bijna over struikelde. Als we van nieuwkomers vragen om te integreren is het bovendien alleszins redelijk dat we zelf in staat zijn om het gewenste gedrag dat wij van hen vragen expliciet te benoemen, zodat we kunnen vaststellen of zij voldoende aan de maat zijn. Dat heeft onder meer geresulteerd in een inburgeringstoets vol vragen waar wijzelf geen eenduidig antwoord op hebben. Er kwamen delicate zaken aan de orde als wat te doen bij de verjaardag van de buurvrouw. Het schijnt dat aanbellen met een bloemetje het goede antwoord was. Deze normering had makkelijk kunnen leiden tot de deportatie van miljoenen autochtonen. Sorry, voor mensen zonder migratieachtergrond. Nieuw ingezet beleid loopt meestal met een sisser af en dat was hier gelukkig ook het geval. Misschien nog wel meer dan bij identiteit ligt de fascinatie van Pleij bij de Nederlandse mentaliteitsgeschiedenis. In zijn boek Moet nog steeds kunnen, een uitgebreidere versie van het eerdere Moet kunnen, staat dat onderwerp centraal.
    De aanpak die Pleij kiest is dat hij een recent verschijnsel dat veel beroering heeft gewekt als startpunt neemt. Hij citeert vervolgens uit enkele historische bronnen en poogt aldus een rode draad zichtbaar te maken. Hij zoekt de lange lijn in de geschiedenis. En die geschiedenis ligt hem na aan het hart. Pleij trekt van leer tegen allerhande acties die tot doel hebben ons huidige leven te zuiveren van associaties met gebeurtenissen die nu in een ander daglicht staan. Of het nu gaat om Sinterklaas, het schrappen van woorden als neger op de bordjes bij schilderijen in het Rijksmuseum, de wandversiering van de Gouden Koets of om het lezen van Multatuli. Dat is allemaal politieke correctheid met terugwerkende kracht. Zijn argument is dat we uit het verleden kunnen leren hoe we indertijd ergens tegenaan keken en dat die informatie aldus verloren gaat en daarmee een bepaalde ontstaansgeschiedenis van het heden. Zo’n modieuze opknapbeurt vernietigt meer dan het oplevert. Niets blijft eeuwig hetzelfde en de band met het verleden doorsnijden lost niks op. Pleij raakt flink op dreef als hij dit soort zaken bespreekt. Om de absurditeit van deze ontwikkelingen aan te tonen doet hij in de geest van de gewraakte aanpassingen nog wat suggesties. Waarom alleen de titel van een schilderij aanpakken en niet het negerinnetje overschilderen in een wat lichtere teint. Zou ‘Het povere onderkomen van een zwarte medebroeder’ niet een geschiktere titel zijn dan De negerhut van oom Tom?
    Los van het belang van geschiedenis, vormt het invullen van die typisch Nederlandse mentaliteit bij Pleij een prangend punt.

    Collectieve mentaliteiten vertonen in Nederland een taai leven: eenvoud, zuinigheid, zelfredzaamheid, geen woorden maar daden, recht voor zijn raap, doe maar gewoon, verbeeld je maar niks, morgen is er weer een dag, diversificatie, leve het gezin en reductie van leiders tot vaders van het nationaal huishouden


    Zelfbeelden hebben gewoonlijk een positieve lading. Negatieve stereotypen reserveren we voor andere volkeren. Dezelfde eigenschap plaatsen we zelf boven de streep zoals zuinigheid en oprechtheid terwijl anderen die onder de streep vermelden zoals gierigheid en botheid.
    Voor Pleij is onze afkeer van hiërarchie een wezenlijk punt. Gezagdragers die boven ons geplaatst zijn, moeten zich vooral niks verbeelden. Wij maken zelf wel uit wat we doen. Onze pluriforme samenstelling maakt polderen noodzakelijk. We hebben onze voorkeuren en overleggen wel met anderen om samen ergens uit te komen. Natuurlijk zijn er in ons poldermodel wat systeemfouten naar binnen geslopen. Wie neemt verantwoordelijkheid als iedereen verantwoordelijk is? Toch is onze grote welvaart goeddeels op het conto van ons overlegmodel te plaatsen. We moeten het ergens eens worden.
    De werkvloer is de plek waar initiatieven tot bundeling komen. Grootschaligheid wordt bij ons geen succes zoals je ziet bij onderwijsinstellingen, bedrijfsfusies, zorginstellingen en woningcorporaties. Met grootschaligheid sluipt onvermijdelijk hiërarchie binnen en daar rekenen we liever mee af. Voor afwijkend gedrag is er begrip. Gedoogcultuur is de naam van ons huismerk. Moraliseren doen we ook graag maar volgens Pleij wint de koopman het van de dominee. Principes zijn mooi zolang ze geen geld kosten. Voor gastarbeiders gold hetzelfde. Toen de eerste generatie buitenlandse werknemers hier bleef en na wijzigingen in de industrie hun banen op de tocht kwamen, werden zij van verworvenheid tot probleem.
    Pleij zou het passend vinden als we onze wapenspreuk, je maintiendrai, bovendien een kwalificatie met een dikdoenerige klank, zouden inruilen voor ‘moet kunnen’. Die twee woorden vormen een uitgebalanceerde combinatie van overtuiging en pragmatiek.
    Op de methodiek van Pleij valt wel het een en ander af te dingen. Aan de ene kant beweert hij dat zaken onvermijdelijk aan verandering onderhevig zijn. Alles deint mee op de golven van de tijdgeest. Aan de andere kant maakt hij bezwaar als mensen willens en wetens tradities willen aanpassen.
    Hij onderbouwt zijn opvattingen graag met voorbeelden uit historische bronnen. Maar historisch bronnen vormen een uitgestrekt domein waar voor elk wat wils te vinden is. Zijn enthousiasmerende aanpak en in spotlust verpakte toon garanderen echter vermakelijk leesvoer. Hij trekt argumenterend ten strijde. Waterdicht zullen zijn betogen niet altijd zijn. Moet kunnen. In onze rivierendelta hebben we tot nu toe altijd het hoofd boven water kunnen houden.

    Terug