Leesimpressies

  • Peter Esterhazy: Geen kunst

  • Nr. 21 - 2018
  • De familie Esterhazy behoort tot een eeuwenoud adellijk geslacht. Er is veel leiding gegeven op politiek en religieus terrein. Toen na de oorlog de communisten aan het bewind kwamen raakte de familie in de verdrukking. Geen nood, er zijn andere manieren om je te onderscheiden. Peter Esterhazy (1950-2016), opgeleid als wiskundige, ontwikkelde zich tot een vooraanstaand Hongaars schrijver. Zijn jongere broer Marton schopte het als voetballer van Honved tot international. Het zijn echter niet de twee broers die de hoofdrol vervullen in de laatste roman van Esterhazy. Die rol is weggelegd voor hun moeder. Het werk van Esterhazy is ruim voorzien van familieleden. Grootouders, tantes en ooms, zij komen allemaal aan bod. De grote attractie van het werk is vooral de speelse toon en de verbale vaardigheid. Het zal een zware klus geweest zijn om zijn werk te vertalen. Het staat vol verwijzingen en associaties met familieleden als rode draad. In aristocratische kringen heb je genoeg aan je eigen familie te meer daar lager wal altijd op de loer ligt. Bovendien weet je bij Esterhazy nooit helemaal zeker of hij serieus is dan wel scherts bedrijft. Die gelaagdheid maakt de auteur moeilijk grijpbaar. Vermoedelijk zou hij niet anders gewild hebben.

    Een mooi voorbeeld van het familiegevoel is het reisboek Stroomafwaarts langs de Donau waar de lezer kennis maakt met oom Roberto als reisgezel voor de jonge Peter. Of hij echt zo heette, immers de naam doet denken aan een Romeinse gigolo, blijft in het midden. Het voorvoegsel oom had hij verdiend door een poosje getrouwd te zijn geweest met iets ‘tanteachtigs’. Nu is de beurt dus aan de moeder. Het is niet voor het eerst dat Esterhazy in een boek zijn moeder een prominente positie toekent. Dat deed hij al eerder in Reis naar het einde van het strafschopgebied. Voor een deel is Geen kunst een herhaling, voor een deel een voortzetting van dat boek uit 2007. Een opmerkelijk aspect aan het leven van moeder Esterhazy was haar passie voor voetbal, geen voor de hand liggende hobby voor een aristocratische vrouw met het uiterlijk van koningin Elizabeth. Zij was persoonlijk bevriend met Ferenc Puskas en Nandor Hidegkuti, twee vedetten uit het Hongaarse wonderteam van de jaren vijftig. In die periode vormde Hongarije de wereldtop. Tegenwoordig is de status derderangs. Dat geeft de roman een Nederlands tintje. Aan het sterfbed van zijn moeder legt hij haar de buitenspelregel uit. Zo ver gaat het tussen moeder en zoon. Als Peter tegen de zestig loopt spreekt zij hem nog altijd aan als jongen van mij. De rolverdeling ligt vast.

    Het klinkt misschien onbezonnen, en dat is het ook, onbezonnen, lichtvaardig en koket, liederlijk en onvoorzichtig, speelser dan het onderwerp betaamt, maar niet onverantwoordelijk, want nauwkeurig voor mij is de absurditeit van mijn moeder zoiets als die van het concentratiekamp voor Imre Kertesz


    De vaderfiguur speelt in de roman een kleine rol. Hij noemde Peter altijd m’n jong. Vermeld wordt dat hij na 1956 aan de slag ging als manusje-van-alles bij een botenhuis langs de Donau. Esterhazy heeft zijn vader in een aparte roman vereeuwigd: Harmonia Caelestis. Pijnlijk is dat hij kort na publicatie tot de ontdekking kwam dat zijn vader als informant van de veiligheidsdienst als verlengstuk van de communisten had gefungeerd. Dat resulteerde in een aanvulling waarbij uitvoerig is geput uit de staatsarchieven. Esterhazy noemde dat werk Verbeterde editie. Soms treedt Esterhazy buiten de familiepaden. In Een vrouw laat hij de korte hoofdstukken elke keer beginnen met ‘er is een vrouw die mij liefheeft’ afgewisseld met ‘er is een vrouw die mij haat’. Dat gaat zo bijna 100 hoofdstukken door.
    Literatuur is in Geen kunst een terugkerende inspiratiebron. Er wordt eer betoond aan landgenoten als Peter Nadas en Imre Kertesz. Ook hier valt de speelsheid op. Zo geeft Esterhazy een omschrijving van hoe Thomas Mann een jongere versie van hem, Peter Esterhazy, zou typeren. Dat is een fraai staaltje dat vraagt om een integrale weergave:‘dat mijn gezicht bleek was en fijnzinnig gesloten, omlijst met honingkleur lokken, en zou uiteraard iets opmerken over de boog van de neus en de sierlijkheid van de lippen en sowieso over de onschuld en ernst van mijn gezichtsuitdrukking.’ Aan collega Bohumil Hrabal heeft Esterhazy zelfs een heel boek gewijd dat helaas nooit in het Nederlands vertaald is.
    Esterhazy kijkt met aanstekelijke verwondering naar de wereld. Bij een vlinder vraagt hij zich af of dat toevallig de vlinder is die altijd van stal gehaald wordt om het principe van de chaostheorie te verklaren. De lange zinnen waarvan hij zich bedient, soms meer dan een bladzij omvattend, zijn geen bezwaar. Zinnen komen in de roman keurig op hun pootjes terecht. Hier etaleert een vakman zijn kunnen. De lezer mag zijn eigen waarheid samenstellen. Het lezen van Esterhazy staat garant voor een paar uur superieur vermaak.

    Terug