Leesimpressies

  • Peter Terrin: Monte Carlo

  • Nr. 17 - 2015
  • De enige autorace die ik soms volg is de grand prix van Monte Carlo. Afgelopen weekend was het weer zover. Die wedstrijd is net zo’n boeiend anachronisme als Parijs Roubaix waar wielrenners zich over landweggetjes reppen waar boeren hun trekkers amper aan wagen. In Monte Carlo rijden de bolides niet over een speciaal voor races ontworpen circuit maar gebruiken zij de openbare weg. Van grindbakken waar de familie Verstappen tot rust kan komen is geen sprake. Inhalen is op de smalle wegen nauwelijks mogelijk. De wagens nemen een haarspeldbocht rond een plantenbak, duiken een tunnel in onder een hotel en zoeven langs de jachthaven waar op dek gepimpeld wordt door mensen die een middag verlost zijn van hun zorgen om de FIOD. In die setting laat Peter Terrin zijn laatste roman spelen. Het is mei 1968, sowieso een magische tijdsaanduiding. Vlak voor de start vindt er een ongeluk plaats. Een monteur van Lotus beschermt een filmster tegen de vuurzee die is ontstaan uit gelekte benzine. Hij loopt ernstige brandwonden op aan de achterkant van zijn lichaam. Hij is voor de rest van zijn leven getekend. Het mooie gezichtje van de filmster blijft ongeschonden. Haar begroeting met de prins komt niet in gevaar.

    Jack Preston, de monteur, en Deedee, de filmster, spelen de hoofdrol in de roman. Preston is opgegroeid op het Engelse platteland en heeft zichzelf bekwaamd in het sleutelen aan motoren. Dat heeft hem een eervolle plek opgeleverd in het begeleidingsteam van Lotus, het meest prestigieuze raceteam van dat moment. Vlak voor de start is hij druk met het afplakken van de op de carrosserie aangebrachte reclame, een noviteit die nog niet was toegestaan. Er is benzine vrijgekomen met fatale consequenties. Preston ontfermt zich over Deedee en even later worden zij door een lijfwacht weggesleept uit de gevarenzone. Preston belandt in een Frans ziekenhuis en het zal tijd vergen voor hij weer naar huis kan. Zijn dorp onthaalt hem aanvankelijk als een held. Preston is in afwachting van een dankwoord van Deedee. Dat dankwoord zal er nooit komen. Terrin is een bewonderaar van Willem Frederik Hermans en in zijn universum regeren dan ook moedwil en misverstand. De uitblijvende erkenning zal uitmonden in bitterheid en zelfs in gevoelens van revanche. Voor de buitenwereld gaat de lijfwacht met de roem aan de haal. Per brief krijgt Preston door Lotus ontslag aangezegd.

    De schuld voor de brand werd in zijn schoenen geschoven. Als een zondebok stuurde men hem de woestijn in. Hij was te oud


    Het gebrek aan erkenning zal ook de stemming in zijn eigen dorp beïnvloeden. In kerk en kroeg wordt hij met de nek aangekeken. Bij toeval heeft een vrouwelijke bezoeker op het beslissende moment van het ongeluk een foto gemaakt. Door een noodlottig toeval zal dit beeld de openbaarheid nooit bereiken. De notarisdochter Amelie zorgt voor een zijlijn in het verhaal dat nimmer op de hoofdroute zal arriveren, omdat zij het bewijsstuk met zich meeneemt in haar graf. Ook met Amelie moest het kennelijk slecht aflopen. Gevallen van een wit marmeren trap. Zij was ontroerd telkens als zij keek naar die onbekende man in rood-witte overall met zijn uitgestrekte arm naar die jonge vrouw.
    Opgebouwd via korte schetsen vertelt Terrin zijn verhaal. Uit eerder werk van hem is de situatie bekend dat een dreiging van buitenaf de hoofdpersonen aanzet beschutting te zoeken in isolement. In romans als Blanco, De bewaker en Post mortem is dit patroon herkenbaar. Geleidelijk krijgt de lezer inzage in wat er aan de hand is. Dat leidt tot een benauwende atmosfeer waarbij de roman dreigt te blijven steken in eendimensionaliteit. Dat valt deze keer wel mee. Terrin weet met overtuiging enkele bijfiguren in zijn verhaal te introduceren. Dat is bijvoorbeeld het geval met enkele bewoners van Aldstead, het geboortedorp van Preston. Er valt te denken aan de rol van de echtgenote en aan een zwakzinnige jongen die zich met zijn fascinatie voor auto’s vastklampt aan Preston.
    Ondertussen speelt Terrin een merkwaardig spel met de werkelijkheid. Bij de start van de grand prix in 1968 is er sprake van de coureurs Clarck en Hull. Die twee doen denken aan de vermaarde autoracers Jim Clark en Graham Hill. De laatste won dat jaar de grand prix van Monte Carlo. De eerste deed overigens niet mee. Jim Clark, een charismatische herenboer uit Schotland, was de maand voordien verongelukt op het circuit van Hockenheim. Wat Deedee betreft zijn er parallellen met de filmster Grace Kelly alias prinses Gracia van Monaco. Terrin laat het als adept van Hermans ook slecht aflopen met de filmster. Zij betaalt de tol voor haar ondankbaarheid. Wie zich de geschiedenis van Grace Kelly herinnert, zal door Terrin niet verrast worden. Het universum blijft sadistisch.

    Terug