Leesimpressies

  • Astrid Roemer: Liefde in tijden van gebrek

  • Nr. 18 - 2016
  • Vandaag is het tijd voor een bestuurskundig uitstapje. Verhelderend is het onderscheid in oud en nieuw beleid. Oud beleid is bijvoorbeeld het centraliseren van taken en nieuw beleid het decentraliseren daarvan. Andersom kan natuurlijk ook. Nieuw beleid kenmerkt zich door een samenhangend pakket maatregelen dat bedoeld is om de onbedoelde en ongewenste effecten van het oude beleid ongedaan te maken. Tot zover de theorie, nu de praktijk. Bij mij thuis beheer ik de portefeuille intramurale ruimtelijke ordening. Speerpunt van beleid is dat boeken, die langer dan tien jaar ongelezen in de kast staan, weg moeten. Leuk is anders maar dat is de richtlijn uit Brussel. Het Verenigd Koninkrijk heeft een periode van elf jaar bedongen maar dit terzijde. Zo heb ik afscheid moeten nemen van een boek van Astrid Roemer, gewoon weggeshredderd. Toen zij extra aandacht kreeg met het winnen van de P.C. Hooftprijs ontstond er een nieuwe situatie, een oproep tot nieuw beleid. Ik schafte twee boeken van haar aan, zeg maar als compensatieregeling. Ben ik een windvaan? Natuurlijk niet, bestuurskundig is hier sprake van voortschrijdend inzicht of in de terminologie van Lindblom muddling through. In deze parlementaire context begon ik te lezen.

    Na de eerste bladzijden van de memoires Liefde in tijden van gebrek dacht ik aan een interessant boek te zijn begonnen. Een eigenzinnige vrouw kiest een radicaal pad. Vrijwel met lege handen trekt zij naar Schotland om in isolement haar gevoel achterna te gaan. Zij is op de vlucht voor een moeizame liefde en heeft als excuus voor Schotland enkele voorouders in de vorm van twee broers die een plek in een boek van haar verdienen. Alleen het gezelschap van poes Steffi wordt geduld. Het grootste deel van het boek, het middenstuk, handelt over de voorgeschiedenis van de trip naar Edinburgh. Dan zit de lezer al lang met de handen in het haar. Permanent wisselt Roemer van plek. Ze is eventjes in Rijswijk, in De Bilt, in Groningen, in Maastricht, in Utrecht, in Rome, in Amersfoort, in Bergen aan Zee, in Paramaribo enzovoort enzovoort. Overal tekent zich hetzelfde patroon af. Steeds zijn er mensen die illegaal geld van haar bankrekening afschrijven, haar laptop hacken en haar kledingkasten doorzoeken zodra zij even de tijdelijke woning verlaat. Het is een stapeling van sores. Haar belangrijkste wapen is op elke nieuwe locatie los te barsten in een schoonmaakwoede. Boeven vangen met properheid. Zij laat het er ook juridisch niet bij zitten. Roemer voert rechtszaken die zij tot en met het hoger beroep verliest. Advocaten adviseren haar de zaak te laten rusten of, hoe tegennatuurlijk, weigeren haar zaak in behandeling te nemen. Getuigen van de misdaden zijn er niet. Roemer reist onverdroten verder alsof de duivel haar op de hielen zit. De lezer heeft dan zijn conclusies getrokken. De duivel zit in het hoofd van Astrid Roemer. Ze lijdt in ernstige mate aan waandenkbeelden. Roemer is niet in staat aan kritisch zelfonderzoek te doen. Zij is de spookrijder die als enige op de goede weghelft zit. De wereld spant tegen haar samen. Zij is de moeder van alle slachtoffers.

    Iemand gebruikt het bad. Iemand plaatst vergeelde, oude boeken en prenten over de slavernij in de woonkamer. Iemand doet zich tegoed aan mijn ongeopende pakken yoghurt. Iemand haalt closetpapier weg en wasmiddelen. Iemand neemt mijn regenlaarzen mee


    Als een schrijver een personage opvoert met waandenkbeelden kan dat voor de lezer een inzichtverrijkende ervaring zijn. Getuigt de schrijver zelf van waandenkbeelden dan is het effect bij de lezer vooral plaatsvervangende schaamte. Roemer heeft een slordige relatie met de werkelijkheid. Dat werkt zelfs door naar onschuldige terreinen die haar belangstelling hebben. In het Verenigd Koninkrijk kijkt zij het liefst naar alle uitzendingen van Wimbledon. Desondanks spreekt zij over tennisster Doskovic en bewondert zij BBC presentatrice Sue Parker terwijl de achternaam toch echt Barker is.
    Een verontrustend element van het boek is de flirt met de dood. De memoires zijn opgedragen aan drie Surinaamse schrijvers die met ernstige psychische problemen te kampen hebben (gehad) of zelfs voor zelfmoord kozen. Verderop in het boek spreekt zij over drie jong overleden media-iconen aan wie zij een publicatie heeft opgedragen: Michael Jackson, Whitney Houston en Doeschka Meijsing. Er zijn talloze verwijzingen naar een levenseinde.
    Astrid Roemer verdient overduidelijk professionele hulp. Zelf zal zij zich niet tot de aangewezen instanties richten. Met familieleden, geliefden en vrienden is de relatie te problematisch om uit die hoek een oplossing te verwachten. Misschien kan haar uitgever iets voor haar betekenen hoewel het geen hoopvol teken is dat Prometheus dit boek in het kielzog van de P.C. Hooftprijs op de markt heeft gebracht. Een leven met rugzak en krabpaal verdient een impuls ten goede. De portefeuillehouder intramurale ruimtelijke ordening begeeft zich niet verder op het terrein van portefeuillehouder Edith Schippers.

    Terug