Leesimpressies

  • Beatrice de Graaf: Crisis

  • Nr. 1 - 2023
  • Ter gelegenheid van de maand van de geschiedenis verscheen er een essay door Beatrice de Graaf over het onderwerp crisis. Op de keuze van onderwerp en auteur valt weinig af te dingen. Het is alom crisis. Tegenwoordig lijkt een kleine demarrage te volstaan om van een probleem een crisis te maken. De term illustreert dat een kwestie misschien niet hopeloos is maar wel zorgwekkend ernstig. Actie is geboden ook als niet meteen duidelijk is van welke aard. De Graaf is faculteitsprofessor Geesteswetenschappen aan de Universiteit Utrecht en heeft een reputatie opgebouwd dat zij haar kennis toegankelijk weet te maken voor een breed publiek. Ze is een graag geziene gast in praatprogramma’s en neemt bij iedere vraag met natuurlijk gemak de doceerstand aan, een jeugdige tegenhanger van Maarten van Rossem maar zonder diens bijwerking om de eigen familie direct de gordijnen in te jagen. De Graaf weet beter te doseren en neemt beheerst de rol van het knapste meisje van de klas voor haar rekening. Ze heeft als historica van huis uit het essay opgebouwd via een classificatie door de jaren heen hoe er met crises is omgegaan. Op een gelijkaardige manier heeft ze ooit een college bij DWDD verzorgd over de geschiedenis van het terrorisme. De kunst is om jaartallen om te zetten in perioden.

    De Graaf laat zien dat het aantal crises niet alleen is toegenomen maar ook van karakter is veranderd. In het verleden was er vooral sprake van een momentopname die voor ontregeling van de werkelijkheid zorgde. Een overstroming, een tornado, een aardbeving, een grootschalig verkeersongeluk of de ontploffing van een kruitfabriek. De crisis manifesteerde zich als donderslag bij heldere hemel en ingrijpen duldde geen uitstel. De oorzaak lag bij toevallige omstandigheden of bij de toorn van een opperwezen. Veel van de huidige crises hebben een sluimerend karakter, creepy in het jargon. Geleidelijk groeit er iets scheef waarbij op een bepaald moment de schaduwzijden niet meer zijn te negeren. De rol van de overheid is daarbij aan verandering onderhevig. De Graaf begint haar overzicht met de periode 1807-1886. Vadertje staat krijgt een rol. In 1807 vielen er bij een ontploffing op een schip in Leiden 165 doden. Koning Lodewijk Napoleon komt zelf polshoogte nemen. In deze periode ontstaan de eerste tekenen van wetgeving om infectieziekten te beteugelen. De periode van 1886 tot 1940 kenmerkt zich door de angst voor chaos en revolutie als bronnen voor het ontstaan van crises. Toen kwam het gevaar nog van links.

    Onder crisis verstaan wij een gebeurtenis die diep ingrijpt in het functioneren van een organisatie of een sociaal systeem en waarbij in onzekerheid en onder tijdsdruk diepingrijpende beslissingen genomen moeten worden


    In de periode van 1945 tot 1979 ontstaan er nieuwe angsten en wordt er een mininoodtoestand afgekondigd. Er was de watersnoodramp in 1953, er waren Molukse gijzelingen in de jaren zeventig en Nederland kende een oliecrisis. Vanaf 1970 tot 2002 arriveren we in de risicosamenleving. De overheid houdt zich niet enkel bezig met reparatiewerkzaamheden in geval van een crisis maar probeert op voorhand crises te voorkomen. Er ontstaat een nieuwe bedrijfstak. Er komen leerstoelen, onderzoeksinstituten en consultants op het terrein van crisisbeheersing. Er is een zeker evenwicht tussen crisisbeheersing door de overheid en crisisbesef bij de burger. Dat evenwicht gaat schuiven. Vanaf 2002 is de overheid minder reddende engel en steeds vaker zondebok. De overheid ontdekt de burger als de aanstichter van crises. De overheid schept nieuwe instituties. Op het toneel verschijnen de NCTV, de Onderzoekraad voor Veiligheid, Veiligheidsregio’s en periodiek wordt er een Veiligheidsmonitor gehouden. De Graaf schetst twee uitdagingen voor de overheid om het falend gezag te herwinnen. Het Huis van Thorbecke dat al meer dan anderhalve eeuw het vertrekpunt voor overheidsoptreden vormt, begint uitgewoond te raken. De nationale overheid stelt wetgeving op en de uitvoering is in handen van de lokale overheid. Het verband tussen beleid en uitvoering hapert. De overheid geeft bevoegdheden uit handen naar marktpartijen maar verliest daardoor in noodsituaties slagkracht. Bovendien zijn sommige crises niet nationaal oplosbaar, zoals klimaat, migratie en veiligheid. Een tweede uitdaging heeft te maken met openheid over en eerlijke verdeling van de lasten bij de te nemen maatregelen. Als deze tekortschieten gooit de overheid vooral olie op het vuur. Tegenwind duikt op.
    Het is jammer dat De Graaf niet wat dieper ingaat op de fasering binnen een crisis. Wat zijn bijvoorbeeld indicatoren om een crisis te diagnosticeren en wat zijn de fases waar je doorheen moet om het einde van een crisis te kunnen uitroepen. Wie steekt wanneer de vlag uit en welke kleur hangt dan boven? Een crisis kan uiteindelijk resulteren in een verbeterde versie van de werkelijkheid. Een crisis kan een tijd duren maar is tenslotte eindig. Het Deltaplan na de watersnoodramp is daarvan een illustratie. In een column van begin december jongstleden in NRC lijkt De Graaf zelf door twijfel bevangen over het houvast dat haar classificatie biedt. Veel van wat een crisis heet, bestempelt zij daar als retoriek van de media. Drama en emotie vergezellen de crisis. Vaak is er geen sprake van een crisis maar van uitstel van beleid. Vele crises zijn slechts een partijtje paniekvoetbal waaronder een enkele echte crisis schuil gaat. Die ene echte grote crisis is de klimaatcrisis. Daarbij roept ze de vraag op of dat wel een crisis is. Bij het klimaat gaat het om een systeemtransitie wat geen crisis is maar een revolutie. Welke Beatrice de Graaf moet de lezer nu eerbiedig volgen?
    middelr@xs4all.nl

    Terug