Leesimpressies

  • Kees van der Zwan: Gras is een rood woord

  • Nr. 10 - 2024
  • In de perifere gebieden van mijn huishouden bevinden zich vele jaargangen van Onze Taal. In de loop van de tijd heb ik dit tijdschrift zien groeien naar vorm en inhoud onder verantwoordelijkheid van hoofdredacteur Kees van der Zwan. Ter gelegenheid van zijn pensioen stond er een lezenswaardig interview met hem in Onze Taal en kreeg hij de ruimte om een bundel samen te stellen met de mooiste, grondigste en geestigste artikelen. Dat resulteerde in meer dan 30 bijdragen: artikelen, interviews, columns en cartoons. De titel van de bundel is ontleend aan het verschijnsel synesthesie. Dat betekent dat zintuigelijke indrukken niet gescheiden zijn maar door elkaar kunnen lopen. Herkenbaar want in mijn patiëntendossier staat dat de dagen van de week en de maanden van het jaar gekoppeld zijn aan vaste kleuren. Zo zijn woensdag en januari in mijn geval wit. Er bestaan talloze verschijningsvormen zodat gras een rood woord kan zijn. Zo zijn er wellicht mensen voor wie de PVV donkerbruin is. De laatste zin is tevens een voorbeeld van praeteritio dat wil zeggen iemand neemt zelf zogenaamd geen stelling maar geeft ondertussen wel een gepeperde mening. Het is verre van mij om Ronald Plasterk een onuitstaanbare ijdeltuit te noemen. Het is als techniek enigszins onder de gordel maar kan wel opluchten.

    Sommige auteurs zijn met meer dan een enkel artikel vertegenwoordigd. Dat geldt onder meer voor Guus Middag hoewel zijn artikel dat bij mij de meeste indruk heeft achtergelaten onopgemerkt is gebleven. Wel valt zijn stuk met Van der Zwan als coauteur te bewonderen over het taalgebruik van Johan Cruijff: “Utopieën wie nooit gebeuren.” Dat stuk opent met het volgende juweeltje: “Italianen kennen niet van je winnen, maar je ken wel van ze verliezen.” Het bijzondere bij Cruijff was dat zijn woordenschat zijn denksnelheid niet kon bijbenen. Dat leverde veel origineels op dat andere mensen in binnen- en buitenland inspireerde. Zo kende het Catalaans totdat Cruijff naar Barcelona kwam de uitdrukking En un momento dado helemaal niet. Of neem de opening van het gedicht door Jan Kal ter gelegenheid van de verjaardag van het orakel uit Betondorp: “Hun zeggen Johan Cruijff wordt vijftig jaar, dus in principe is dat een gegeven.” Middag is daarnaast goed voor een bijdrage over het taalgebruik in de autowereld. “De remmen zijn te bijterig en het magnetische gevoel rond de middenstand van de besturing zorgt voor een matige rechtuitstabiliteit. “ Mij is de herinnering dierbaar aan een stuk van Middag over het taalgebruik van René van der Gijp. In enkele bladzijden weet hij zijn onderwerp scherper te typeren dan Michel van Egmond in een uitgebreide biografie voor elkaar kreeg. Gijpie eindigt zijn voorspelbare commentaar gewoonlijk met een bulderende lach en kent een verslaving aan verkleinwoorden. Middag schrijft dit toe aan zijn ouders die elk gebrabbel vanuit de box door hun enig kind met gejuich verwelkomden. Dan groei je op met een centripetaal wereldbeeld. “Hansie, Hansie, jij ben toch met mijn eens..”

    Een tijdschrift over taal roept makkelijk het schrikbeeld op van gepensioneerde docenten die geharnast ten strijde trekken over de verloedering van het Nederlands met het onderwijs als grote zondebok


    De stukken in Onze Taal weten meestal een goed evenwicht te bewaren tussen inhoud en toegankelijkheid. Voor strikte taaldiscipline is weinig ruimte. Verandering is de grote constante in taalontwikkeling. Neem het onderscheid in sterke en zwakke werkwoorden. De sterke werkwoorden kenmerken zich doordat de klinker in de stam verschilt tussen de tegenwoordige en de verleden tijd. De zwakke werkwoorden zijn in de meerderheid en hun relatieve aantal neemt toe. Ook bij dit onderwerp gelden er naast regels uitzonderingen. Zo is zuigen een sterk werkwoord maar stofzuigen zwak.
    Een populaire klaagzang is die over het oprukkend gebruik van Engelse woorden in het Nederlands. Nicoline van der Sijs laat zien aan de hand van een analyse door de tijd in krantenartikelen, meer bepaald via de NRC, dat dit inderdaad het geval is. Zij maakt in haar stuk plenty gebruik van Engelse leenwoorden, misschien wel too much en overdone, maar voegt daar fijntjes aan toe dat deze in de meeste gevallen in Van Dale zijn opgenomen. Engelse leenwoorden raken ten prooi aan annexatie. De te vroeg overleden Liesbeth Koenen laat in haar bijdrage zien dat Engelse leenwoorden in het gebruik te maken krijgen met een Nederlandse inburgering. Haar uitroep “ik word gestalkt” krijgt een Nederlandse uitspraak, een Nederlandse vervoeging en belandt in een Nederlandse zin met Nederlandse woordvolgorde.
    Wie wil weten welk Nederlandse woord het vaakst gebruikt wordt bij mondeling taalgebruik kan in de bundel lezen dat dit ‘ja’ is. Schriftelijk komt ‘de’ als winnaar uit de bus. De bundeling biedt een sterke staalkaart van wat Onze Taal te bieden heeft. Ik blijf zeker abonnee. Resteert de vraag wat doe ik met al die oude jaargangen?
    middelr@xs4all.nl

    Terug