Leesimpressies

  • Bea Vianen: Suriname, ik ben

  • Nr. 18 - 2022
  • In 1969 verscheen de debuutroman van Bea Vianen. Meer dan een halve eeuw later volgde een heruitgave. Het is interessant om te zien of het werk dat bij verschijning de nodige indruk maakte, de tand des tijds heeft doorstaan. Vianen, die ook als dichter van zich liet horen, vormde lang het boegbeeld van de Surinaamse literatuur in Nederland. Later verdween de glans toen haar werk onsamenhangend en ontoegankelijk werd. Als jonge vrouw kwam zij naar Nederland en zou tussen de beide landen blijven pendelen. Ze overleed in 2019 en heeft de revival van haar werk niet meer mee mogen maken. De debuutroman heeft sterk autobiografische trekken. Vianen schetst de moeizame weg naar volwassenheid van Sita, dochter uit een gemengd huwelijk. Haar geliefde en ziekelijke moeder is recent overleden. Met haar vader heeft ze nauwelijks contact. Verder is er een veel jonger broertje. Op zoek naar een eigen identiteit opent het boek met een verslag van een poging meer te weten te komen over haar grootouders van moederskant. Dat is informatie die houvast moet bieden. De grootouders hadden een gearrangeerd huwelijk. Grootvader keerde terug naar India, grootmoeder pleegde zelfmoord. Dat zijn geen gegevens die vaste grond onder de voeten bieden.

    De familieverhoudingen in de roman zijn rommelig. Vader is even afwezig als streng. Sita snakt naar vrijheid. Ze wil erkenning en waardigheid. Het is opmerkelijk dat de roman geschreven is in de derde persoon enkelvoud maar af en toe schippert naar de ik-vorm. Sita beschouwt zichzelf als S. De verteller neemt dat over. Ze mist het zelfbewustzijn om de eigen naam volledig te gebruiken. Ze is intelligent en wil verder studeren. Haar vader vindt dat nergens voor nodig. Bovendien ontbreekt het geld. Haar beste vriendin verdwijnt door een verhuizing met man en kind naar Nickerie uit haar leven. Jongens hebben wel belangstelling voor haar maar zij houdt de boot af. Islam dringt zich aan haar op. Ze wijst hem af maar voelt zich op andere momenten tot hem aangetrokken. Stiekem heeft zij in de avonduren contact met hem. Ze raakt ongepland zwanger. Islam en Sita passen slecht bij elkaar en bovendien behoren ze tot verschillende bevolkingsgroepen. Omdat de verbintenis niet op de goedkeuring van haar vader kan rekenen, belandt Sita noodgedwongen in de armen van zijn familie. Ze leeft bij het gezin van Islams broer, een benepen familie die haar afkeer inboezemt. In het nawoord staat vermeld dat Bea Vianen de kolonisator de schuld gaf van de gespannen verhouding tussen de verschillende etnische en religieuze bevolkingsgroepen. Misschien is dat juist maar die politieke lading is in de roman afwezig. Hier lijkt vooral een obligate opvatting van de schrijver van het nawoord zich te roeren. In landen van de derde wereld zijn onaangename kenmerken nooit toe te schrijven aan de lokale bevolking maar altijd de schuld van de kolonisator. Vianen omzeilt die valkuil. De omstandigheden worden voor Sita steeds beklemmender. Van het leven in het ouderlijk huis naar de schoonfamilie is Sita van de regen in de drup geraakt.

    Dit is haar leven: lopen, studeren en het huishouden doen in een huis waar een stilte heerst die dodend is, waar het leeg is of het nooit anders is geweest


    Sita neemt het initiatief om een eigen huishouden te beginnen. Los van haar vader en haar schoonfamilie. Ze trouwt in stilte en baart een zoon. Islam en zij vervreemden steeds verder van elkaar. Islam weigert haar los te laten. Ze ervaart hem meer en meer als een bedreiging. Ze neemt zelfs ter bescherming een waakhond in huis. Ze groeit langzaam toe naar een beslissende keuze. Ze wil weg uit Suriname. Ze wil vrij zijn en verder studeren. Zoals haar grootvader voor India koos, wil zij naar Nederland. Suriname is als vestigingsplaats een toevalstreffer in de geschiedenis van velen. Islam is bereid haar te verstoten en dus los te laten in ruil voor de zeggenschap over hun zoon. Ze is bereid die uiterste consequentie te dragen. Ze kiest voor haar eigen toekomst. Het resultaat is een triest verhaal dat nooit op een larmoyante manier verteld wordt. Vianen beschrijft het verhaal op uitbundige wijze. De stijl is lyrisch en intens. Zelden zal er een roman geschreven zijn met zo veel aandacht voor geluiden en geuren uit de omgeving. De zintuigelijke indrukken kleuren het verhaal. In Suriname is er meer buitenwereld dan binnenwereld. De lezer krijgt dat in royale mate opgediend. Telkens beschrijft de auteur andere boomsoorten die het straatbeeld verlevendigen. Paramaribo is vergeven van amandelbomen, manjebomen, guavebomen, broodbomen, sapotillebomen, tamarindebomen, awarrabomen, pommerakbomen enz.
    Sita weigert nog langer een buitenstaander in haar eigen leven te zijn. Ze durft zonder te beschikken over een rolmodel als ijkpunt voor zichzelf te kiezen. Ze zegt het zelf op de laatste bladzijde als volgt “Ik ben geen S. of het meisje. Niet meer. Sita, Sita! Ik durf mezelf bij de naam te noemen. Omdat ik weet wat ik niet wil: Stikken! Stikken! Stikken!”
    De debuutroman van Bea Vianen heeft haar zeggingskracht weten te behouden. Het is een mooi vooruitzicht dat er nog meer heruitgaven op stapel staan.
    middelr@xs4all.nl

    Terug