Leesimpressies

  • Dipo Faloyin: Afrika is geen land

  • Nr. 34 - 2023
  • Via Koert Lindijer, een geadopteerde Afrikaan, krijg je een informatief beeld van het continent. Dipo Faloyin is van huis uit Afrikaan of liever nog Nigeriaan. Hij is half Yoruba en half Igbo. Het chauvinisme over zijn vaderland is onverminderd groot hoewel hij inmiddels al lang in het Verenigd Koninkrijk woont. Wie realiseert zich dat Lagos meer inwoners heeft dan Londen en New York samen. Het is interessant om te zien in hoeverre Lindijer en Faloyin een vergelijkbaar portret schilderen. De aanleiding voor het boek van Faloyin is te vinden in de beeldvorming over zijn continent. De titel van zijn werk is een open deur maar illustreert dat buitenstaanders alles over één kam scheren en die kam is negatief. Honger, armoede, burgeroorlogen en dictators voeren de boventoon. Hij wijst erop dat er in Afrika anderhalf miljard mensen wonen verspreid over 54 landen. De verschillen zijn onderling groot kijkend naar geschiedenis, talen, culturen en religies. Een belangrijke verklaring voor de fricties van nu gaan terug op de Berlijnse Conferentie van 1884. Net als Lindijer is dat voor Faloyin een bijeenkomst geweest met kwalijke gevolgen. Met aan de muur een landkaart speculeerden de Westerse landen er vrolijk op los. Het onderwerp was de verdeling van Afrika in invloedssferen. Onder de deelnemers was geen enkele Afrikaan.

    Een Westers land behoefde slechts aan minimale voorwaarden te voldoen om een gebied te koloniseren. Je moest de andere landen op de hoogte stellen van je claim en aantonen dat je een bepaalde vorm van bestuur gevestigd had goedschiks of kwaadschiks. Het gevolg was willekeur. Ongeacht topografische of etnische grenzen werden er veelal rechte lijnen getrokken ter markering van een claim. De benadering over Afrika en zonder Afrika werkte door op veel terreinen. Faloyin laat zien dat veel goede bedoelingen mank gingen aan hetzelfde euvel. Hij spreekt over het witte-reddercomplex. Hulpacties als Live Aid en We Are The World deden vaak meer kwaad dan goed. Om het inzamelen van geld te stimuleren werden stereotype beelden en opvattingen gebruikt die lang nadreunden zonder dat de mensen voor wie het allemaal bedoeld was invloed hadden op de boodschap. Voor nuances trekken mensen niet de portemonnee. Heiligt het doel de middelen of behoren de middelen ook de toets der kritiek te doorstaan?

    Wanneer Afrikanen over de wereld reizen, zijn we gedwongen om allemaal dezelfde vooroordelen op onze rug mee te dragen: dat we uit de armoede komen, dat onze familieleden in lemen hutten wonen en wachten op giften uit het Westen


    Het is zeker zo dat Afrika na het koloniale tijdperk veel wrede machthebbers heeft gekend. De weg naar democratie was en is bezaaid met hindernissen. Het ontstaan van dictaturen is echter gevarieerder dan men op het eerste gezicht doet vermoeden. Faloyin signaleert zeven drijvende krachten: “dealmakers in de Koude Oorlog, koloniale meesters die voor God speelden, revolutionaire helden, opportunistische families, vredestichters in burgeroorlogen, stichters van landen, en ja, die enkele losgeslagen gek die van mensenvlees houdt”.
    Een actuele kwestie die het boek aanroert is die van de kunstschatten. Rond negentig procent van het Afrikaanse culturele erfgoed wordt buiten het continent bewaard. Is teruggave wenselijk of noodzakelijk? Faloyin fileert de argumenten om teruggave niet of nog niet als opportuun te kwalificeren. Verwarring zaaien was een beproefde methode. Prestigieuze musea in de Westerse wereld stelden een verklaring op. Natuurlijk veroordeelden zij diefstal maar de omstandigheden waaronder de kunstschatten indertijd werden verkregen verschilt hemelsbreed van de hedendaagse normen. Vanuit Afrikaans perspectief was het toen echter ook al diefstal dus die omstandigheden zijn zeer vergelijkbaar. Wat te denken van de volgende arrogante broek die de musea aantrokken. Wij zijn universele musea die dankzij een hoogwaardige locatie de gehele mensheid dienen en daarmee overstijgen de objecten die wij bezitten de normale grenzen van eigenaarschap. Met universeel bedoelen deze musea kennelijk uitsluitend Noord-Amerika en Europa. Het betoog is bovendien onoprecht. Het British museum heeft 900 Benin-bronzen maar slechts 100 daarvan worden tentoongesteld. De rest blijft in het depot.
    Faloyin is een strijdbare ambassadeur voor Afrika. Hij is scherp en geestig. Hij heeft veel gelijk aan zijn kant maar kan lichtgeraakt doorslaan in zijn rol. Overdreven is zijn begrip voor de hevige kritiek die Jamie Oliver te verduren kreeg bij zijn receptuur van Jollofrijst, culinair West-Afrikaans erfgoed. De beroemde chef had het gewaagd een partje citroen toe te voegen. Op het internet was het schuimbekken geblazen. Waarom zou niet iedereen een eigen variant van Jollofrijst mogen maken? Zo lang iemand maar niet pretendeert een authentiek gerecht uit Burkina Faso te serveren is daar niets mis mee.
    Aan het eind van het boek slaat de auteur een wat andere weg in. Hij heeft enkele honderden bladzijden besteed om de verschillen tussen Afrikaanse landen te benadrukken. Hij haalt Kwame Nkrumah aan de eerste president van Ghana, die een hartstochtelijk voorstander was van het panafrikanisme. Alle verschillen zouden ondergeschikt dienen te zijn aan het realiseren van welvaart. Faloyin ziet enkele ontwikkelingen van onderop in verschillende landen die gemeenschappelijkheid uitstralen. In muziek is de afrobeat hier een uiting van. Onder jongeren is er animo voor eenheid in verscheidenheid. Faloyin juicht dat toe al zal een werk als Afrika is een land nog wel even op zich laten wachten.
    middelr@xs4all.nl

    Terug