Leesimpressies

  • Esther Kinsky: Verder kijken

  • Nr. 38 - 2025
  • Toen ik me onlangs verdiepte in het werk van W.G. Sebald stuitte ik op een literaire prijs die vernoemd is naar deze schrijver. In 2020 werd Esther Kinsky de eerste winnaar van de Sebald Literaturpreis. Volgens Borges vormen alle boeken van de wereld een onderling samenhangend labyrint. Dat bracht me tot het lezen van Esther Kinsky van wie vier boeken in het Nederlands verschenen zijn. Zij is in 1956 geboren aan de oever van de Rijn. Ze is actief als schrijver en vertaler. Dat zijn beroepen die niet aan een vaste verblijfplaats gebonden zijn. Kinsky is iemand die veelvuldig van woning of appartement wisselt. De omgeving inspireert haar om verslag uit te brengen. Nu eens woont ze in Boedapest dan weer in Italië of in de periferie van Londen. Ze wandelt graag langs rivieren of over begraafplaatsen. Haar beschrijvingen zijn zintuigelijk geïnspireerd. Ze maakt melding van wat ze ziet, van de geuren die ze ruikt en van de geluiden die haar bereiken. Je kunt verdedigen dat zij een eigen genre heeft ontwikkeld dat wel omschreven wordt als terreinroman niet te verwarren met de streekroman. Het Duitse Geländeroman klinkt nog fraaier. Een favoriet begrip bij haar is kreupelhout dat zelfs de titel is geworden van een boek. Met kreupelhout is vermoedelijk een houtsoort bedoeld die slecht ter been is. Esther Kinsky heeft beslist een originele stem.

    Haar laatste boek, Verder kijken neemt in haar oeuvre een bijzondere plaats in. De lezers van Kinsky zijn gewend dat de natuur een prominent onderwerp vormt. Dit keer buigt zij zich over een cultureel onderwerp. De roman speelt in het zuidoosten van Hongarije ruim 200 kilometer van Boedapest. Het is een gebied dat Alföld heet en ingeklemd zit tussen Roemenië en Servië. Het voormalige stadje verkeert in vervallen staat wat ook voor de bioscoop geldt, die trouwens al een tijd niet meer in bedrijf is. Kinsky ziet daar een algemene trend is. De bioscoop is een instelling die bloeide in de twintigste eeuw. Er zijn nieuwe beelddragers op de markt gekomen die individuele consumptie in de hand werken. Liever een particuliere ervaring dan een collectieve. Waar is de tijd gebleven dat je met je eigen eenzaamheid naar de bioscoop trok om daar samen met andere ‘eenzaamheidsdragers’ te genieten van het gebodene. In 1927 kende Boedapest 100 bioscopen. Overal liep het aantal drastisch terug. Kinsky merkt op dat het bij het kijken om twee dingen gaat: het wat en het hoe van het kijken. Het hoe van de bioscoop is in de verdrukking geraakt. De dubbelzinnigheid van de titel verder kijken is raak gekozen.

    De bioscoop is een ruimte vol verwachtingen die zelden worden beschaamd, zelfs niet door een slechte film, want het parool is altijd: verder kijken, verder dan eerst, een horizon verkennen die er zonder het witte doek niet is


    Kinsky wordt in het dorp, dat beweerde ooit een stad geweest te zijn, getroffen door het bouwwerk van de bioscoop. Ze krijgt er een rondleiding door het gebouw door Jozsi nu de uitbater van een fietsenzaak maar ooit de operateur van dienst. Hij rijdt op een fiets met een hoog stuur dat herinneringen oproept aan de film Easy Rider. Ooit draaiden er in het stadje films van Sergio Leone, Kurosawa, Truffaut en Fassbinder. Kinsky besluit de bioscoop te kopen. Het proces van schoonmaken en opknappen begint. Er dienen nieuwe onderdelen voor de projector te komen. Bij gebrek aan een deugdelijk filmdoek wordt de muur geplamuurd zodat daar het beeld op geprojecteerd kan worden. Kinsky vindt een handvol medestanders. Niet iedereen is enthousiast. Een plaatselijke ondernemer had op de plek van de bioscoop een parkeergarage aan willen leggen. Hij vraagt haar: wie wil hier nu naar de film? Haar reactie is: wie wil hier nu parkeren?
    In het Hongaars heet de bioscoop een mozi wat een afkorting is van mozgokep: bewegend beeld. In juni vindt de heropening plaats. De publieke belangstelling is matig. Kinsky heeft een vaste plaats midden op het balkon. Wat dient het assortiment te zijn dat in het dorp aanslaat? Kinsky realiseert zich dat ze meer verstand heeft van kijken dan van vertonen. Eind september stopt het seizoen. Er is hoop dat het alleen voor het winterseizoen zal zijn. Het loopt anders. Kinsky biedt de bioscoop te koop aan. Er meldt zich een gegadigde die plannen heeft voor een bowlingbaan. Ook dat idee draagt geen vrucht.
    Voor Kinsky zijn er overal waar ze komt drie oriëntatiepunten: markt, bioscoop en kerkhof. Anders gezegd: eten, kijken en sterven. Overal waar de nieuwsgierigheid haar voert, brengt ze nauwgezet verslag uit. Ze is meer observator dan deelnemer. Mensen zijn mondjesmaat toegestaan. Ze is openhartig in wat ze doet maar minder in wat haar drijft. Esther Kinsky is een ontheemde verteller met een tempo dat doet denken aan slow motion. Zo gaat ze in Ferrara, zie de roman Kneupelhout, omzichtig op zoek naar de tuin van de Finzi-Contini’s. Voor wie wil onthaasten is er een beproefd recept beschikbaar: lees Esther Kinsky.
    middelr@xs4all.nl

    Terug