Leesimpressies

  • Gert Oostindie en Wouter Veenendaal: Ongemak

  • Nr. 15 - 2023
  • Bij de start van het Amerikaanse honkbalseizoen gaat mijn belangstelling uit naar welke Nederlanders een contract hebben bij welke club uit de major league. Overigens zijn deze Nederlanders bijna allemaal afkomstig van Curaçao een enkele Arubaan daargelaten. Verder gaat mijn aandacht uit naar schrijvers uit Caribisch Nederland. Er valt veel te genieten in het werk van Frank Martinus Arion, Denis Henriquez, Edward de Jongh, Tip Marugg en Boeli van Leeuwen. Ooit logeerde ik een paar weken bij vrienden op Curaçao die mij op een uithoek van het eiland, genaamd Band’abou, attendeerden op de woning van kluizenaar Tip Marugg. Bij gunstige wind hoor ik soms nog zijn luid blaffende honden. Mensen op de eilanden lijken elkaar allemaal te kennen. Voor de rest ben ik als de meeste Europese Nederlanders. Er is vooral onwetendheid over het deel van het Koninkrijk dat in de West is gelegen. De relatie tussen de twee werelden bestaat vooral uit ongemak. Dat begrip hebben de twee Leidse wetenschappers Oostindie en Veenendaal niet voor niks gekozen als de titel voor hun boek. Zij willen de onwetendheid en het gebrek aan begrip over en weer met hun publicatie verkleinen. Dat heeft geresulteerd in een toegankelijk en informatief boek waarin de relatie door de jaren heen is weergegeven.

    De auteurs behandelen verleden en heden om af te sluiten met enkele opties voor de nabije toekomst. Nederland veroverde Curaçao in 1634 kort daarna gevolgd door Aruba en Bonaire. Ze staan stil bij de koloniale periode waarbij de economische belangen van het moederland dominant waren. Zoals op veel plekken in de wereld kwam in de twintigste eeuw een einde aan die op ongelijkheid gebaseerde relatie. Voor Nederland vormt het Statuut uit 1954 een belangrijk punt ter markering. Dat resulteerde in het ontstaan van het land de Nederlandse Antillen onder de paraplu van het Koninkrijk Nederland. Ook Suriname maakte daar tot de onafhankelijkheid in 1975 deel van uit. Hoewel dat alles in redelijke mate functioneerde kwam er in 2010 een einde aan het bestaan van de Antillen. Tussen de drie bovenwindse en drie benedenwindse eilanden was de onderlinge band zwak. Mede vanwege de overheersende rol van Curaçao is toen gekozen voor een rechtstreekse band van de overzeese eilanden met Nederland. Eerder had Aruba al een status aparte in de wacht gesleept. Op 10-10-10 werden Aruba, Curaçao en Sint Maarten landen binnen het Koninkrijk en kregen Bonaire, Saba en Sint Eustatius de positie van openbaar lichaam vergelijkbaar met een Nederlandse gemeente. Die constellatie vertoont nu enkele knellende aspecten.

    Het Statuut ademt een geest van gelijkwaardigheid en wederzijdse belangen, maar geeft Nederland in de praktijk de macht om, zonder effectieve inspraak van Caribische burgers en bestuurders, het Koninkrijk te domineren


    De auteurs maken bij herhaling melding van het dilemma tussen hoofd en hart. Op de eilanden zorgt Nederland regelmatig voor ergernis. Men voelt zich onbegrepen en ervaart weinig respect voor de plaatselijke cultuur. Europese Nederlanders die zich ginds vestigen doen weinig moeite om het Papiaments onder de knie te krijgen. In de Nederlandse politiek is er dan weer irritatie over de zwakke bestuurscultuur op de eilanden. Er zijn financiële tekorten, vriendjespolitiek zie de vele spookambtenaren die wel betaald krijgen maar niet werken en de aanwezigheid van corruptie. Bemoeienis van Nederland krijgt snel het etiket neokoloniaal opgeplakt. Er zijn tijden geweest bijvoorbeeld eind vorige eeuw dat Nederland aanstuurde op onafhankelijkheid. Op de eilanden is men daar in meerderheid huiverig voor. Men voelt wel degelijk een band met Nederland door taal en koningshuis maar ook is het bezit van een Nederlands paspoort een geruststelling. Calamiteiten als een orkaan of een pandemie kan men niet of nauwelijks op eigen houtje bestrijden. Het hart kiest voor autonomie, het hoofd voor binding met Nederland. Besluiten over de toekomst kunnen alleen in unanimiteit genomen worden. Bij onderhandelingen, zo zei Boeli van Leeuwen eens, spelen de eilanders domino en de Nederlanders schaak.
    Oostindie en Veenendaal maken een boeiende vergelijking met buitenlandse situaties. Vergeleken met soevereine en non-soevereine landen in het Caribisch gebied doen de eilanden het eerder beter dan slechter. Ook hebben zij gekeken hoe andere non-soevereine landen de relatie met het moederland vorm hebben gegeven. De kleinschaligheid van de eilanden naar oppervlakte en inwonertal brengt beperkingen met zich mee voor de slagkracht om meer autonomie te realiseren.
    De auteurs doen aan het slot van hun betoog enkele suggesties. Er is onloochenbaar een democratisch tekort. Er bestaat wel een regering van het Koninkrijk maar geen parlement als tegenspeler. Dat zou opgelost kunnen worden door in die situaties naar rato enkele zetels aan het Nederlandse parlement toe te voegen met vertegenwoordigers van de eilanden. Interessant is de suggestie om aanvulling te plegen op het democratische stelsel van de eilanden. Misschien zijn referenda, loting en burgerfora wel beter in staat om de kwaliteit van en het draagvlak voor het bestuur te verhogen dan verkiezingen. Hier werken kleinschalige omstandigheden wellicht juist in het voordeel van de eilanden. De auteurs in hun hoedanigheid van degelijke wetenschappers blijven in het aandragen van alternatieven aan de brave kant. De lompe inbreng uit populistische hoek, zet de eilanden op Marktplaats, draagt zoals gewoonlijk niet bij aan een oplossing.
    Een aardige invalshoek biedt het boek in de bespreking van het zevende eiland. Daarmee zijn de Caribische inwoners bedoeld die in Nederland wonen. Zij vormen met 170.000 het grootste eiland. Misschien is die verbondenheid een reden te meer om de traditionele band in stand te houden. Zonder de Antilliaanse honkballers zouden we nooit wereldkampioen zijn geworden. Al die Europese titels hadden we ook kunnen vergeten. In Ongemak is dat een blinde vlek.
    middelr@xs4all.nl

    Terug