Leesimpressies

  • Herman de Coninck: Onder literatoren

  • Nr. 25 - 2023
  • Het is een kwart eeuw geleden dat Herman de Coninck overleed. Hij stierf in het harnas tijdens een schrijverscongres in Lissabon. Ter nagedachtenis is er nu een bundel verschenen met 25 interviews, die eerder te lezen waren in het tijdschrift Humo. Die interviews zijn circa een halve eeuw oud. De gesprekpartners van De Coninck zijn op twee na ook niet meer in leven. De tijd raast voorbij. Sommige interviews waren een coproductie met boezemvriend Piet Piryns. Kenmerkend voor het literaire landschap van die tijd was dat er slechts twee vrouwen aan het woord kwamen: Andreas Burnier en Renate Rubinstein. Er zijn 15 Nederlanders vertegenwoordigd en 9 Vlamingen. Breyten Breytenbach zorgt voor een internationaal tintje. Voor iemand met de Franse nationaliteit die vaak in het Afrikaans schrijft is een sluiproute toegestaan. Het in 2022 verschenen boek leest nu als een literatuurgeschiedenis. Thema’s van toen zorgen bij de lezer voor een opfrisbeurt. De gesprekken gaan lang niet alleen over literaire kwesties of het schrijfambacht. Veel komt aan bod. Focus van De Coninck ligt vooral bij de levenshouding van de schrijver al dan niet in politieke zin. Wat deed Hugo Claus in de oorlog en welke opvatting uit de psychiatrie hangt dr. Van den Hoofdakker aan, althans alias Rutger Kopland?

    De Coninck was een veelzijdig man. Hij was eerst en vooral dichter maar ook journalist en essayist. Voor mij komt de associatie als brievenschrijver op de eerste plaats. Hij schreef er zo’n 500 per jaar. Een fraai overzicht is te vinden in Een aangename postumiteit dat de periode 1965 tot 1997 bestrijkt. De brieven staan vaak in dienst van De Conincks hoofdredacteurschap bij het Nieuwe Wereldtijdschrift, waarmee hij de herinnering aan Willem Elsschot levend hield. De strekking van de brieven was om de geadresseerde over te halen om een bijdrage te leveren aan het tijdschrift. Het waren in feite bedelbrieven maar zo charmant en origineel van formulering dat je van goeden huize moest komen om een dergelijk verzoek naast je neer te leggen. Aan de interviews uit Onder literatoren gaat een korte introductie van zijn gesprekspartner vooraf die getuigt van een zelfde formuleringsplezier. Naar aanleiding van het vrij moedige taalgebruik bij Wolkers merkt hij op dat diens werk door de kritiek werd vergeleken met Proust of Kafka maar ook met de vuilnisman. In het werk van Koolhaas wordt druk gestorven en bovendien vaak gehuild. Campert wordt ingeleid met de opmerking dat praten met hem bij vlagen een verre van nietszeggend aantonen is dat er eigenlijk niets te zeggen valt.
    Van de gesprekspartners zijn er twee van wie ik nooit iets gelezen heb: André Demedts en Paul Snoek. Aan het experimentele proza van Ivo Michiels ben ik ooit begonnen zonder tot een afronding te komen. Van de rest van het gezelschap heb ik een kleine 300 boeken in bezit. Hun werk heeft mij decennia lang gezelschap gehouden. Dat maakt nieuwsgierig of mijn herinnering aan hen in een nieuw licht komt te staan vanwege de gesprekken. Ben ik veranderd of zijn de schrijvers andere wegen ingeslagen.

    Breyten Breytenbach. Wat is er gebeurd met de jongen die je was toen je dertien was? Waar is hij gebleven? Op zekere manier is hij er nog steeds, en toch is hij nooit helemaal terug te vinden, is hij dood


    Met de beide dames gaat het gesprek voor een groot deel over het feminisme. Zij waren van zichzelf te geëmancipeerd om daar veel affiniteit mee te voelen. Renate Rubinstein vertelt dat zij tijdens een voordracht geconfronteerd werd met het geklier van een student dat ze onder het praten ook zo veel moeilijke woorden gebruikt. Ik werd even ‘mezelf’ en wees hem op het bestaan van woordenboeken. Je hoopt dat dit citaat een ereplaats krijgt in het redactielokaal van Eus’ boekenclub. Over televisie gesproken. Heerlijk is het om opnieuw geconfronteerd te worden met de tirade van Gerrit Komrij over de treurbuis. Zijn Horen, zien en zwijgen blijft een mijlpaal tegen de infantilisering en toen moest het populisme nog geboren worden.
    Carmiggelt is royaal met het bieden van inzicht in zijn werkwijze. Hij verzint weinig maar stileert wat hij zoal tijdens zijn routes door de stad opvangt. In dialogen geeft hij zichzelf liefst de rol van schlemiel. Het is sympathieker om de pointe van een verhaal aan een ander te gunnen. De lezer kan dan met jou als slachtoffer meeleven.
    Mulisch en Reve ontkomen er niet aan om elkaar ook in het interview de maat te nemen. Mulisch vertoefde toen in hogere sferen van zijn politiek bewustzijn. Met bewondering schreef hij over het talent van Fidel Castro als basketballer. Reve vond Mulisch maar een gemotoriseerde relletjesvoyeur. Toch heet de laatste in een betoog onder de titel Het ironische van de ironie op goede gronden de racistische potsenmakerij van de grote volksschrijver aan de kaak gesteld. Op de vraag aan Mulisch of hij het nieuwe werk van Claus leest, geeft hij als antwoord dat hij wel met hem tennist.
    Voor liefhebbers van de Nederlandse literatuur is Onder literatoren zeker een aanrader mits men geen klassieker verwacht in de geest van de door Penguin uitgegeven reeks ‘Writers at work’ onder redactie van George Plimpton. Baas en bovenbaas.
    Mulisch en Reve zijn tot elkaar veroordeeld. Zij laten net als Boon, Campert, Komrij en Rubinstein nog altijd een grote leegte achter in de Nederlandstalige literatuur. Gelukkig hebben we de boeken nog.
    middelr@xs4all.nl

    Terug