Leesimpressies

  • Jeroen Brouwers: Client E. Busken

  • Nr. 23 - 2022
  • Jeroen Brouwers was literatuur in het diepst van zijn gedachten. Hij las alles, bewaarde alles en rekende af. Hij heeft circa 80 boeken gepubliceerd waarvan er 17 in mijn kast staan. Het is moeilijk uit te maken wat mijn favoriete werk van hem is. Het beste boek uit de Nederlandse literatuur is immers nooit uitgebracht. Ik doel natuurlijk op de briefwisseling tussen Maarten Koning, hoofdpersoon in Voskuils Bureau, en schrijfster Nicolien Mizee, een formidabele krachtmeting tussen twee gemankeerde levenskunstenaars. De romans van Brouwers zijn me vaak te pathetisch en barok. Zijn polemieken vielen op door de soms gemakzuchtige keuze van zijn tegenstanders. Misschien sprong zijn non fictie werk dat over literatuur handelde er het meest uit. Dan was Brouwers thuis op zijn eigen speelveld. Daarbij valt te denken aan De spoken van Godfried Bomans, aan Het tuurtouw, een in memoriam over Geert van Oorschot en bovenal aan wat te beschouwen is als zijn magnum opus De laatste deur, waarin hij het verschijnsel zelfmoord in de letteren behandelt. Dat werk verscheen voor het eerst 1983 en kreeg in 2017 een herziene en uitgebreide versie. Ter gelegenheid van zijn overlijden wil ik aandacht schenken aan zijn laatste boek, over een persoonlijkheid in ontbinding.

    Cliënt E. Busken is letterlijk op zijn achterhoofd gevallen. Zijn lichamelijke mobiliteit is ernstig aangetast. Hij bevindt zich, tegen zijn zin, in een verpleeginrichting. Hij beweegt zich per rolstoel en op goede momenten per rollator. Naar de laatste mode heet de aanduiding van zijn rol client en niet patiënt. Hoewel hij niet spreekt en zich graag Oost-Indisch doof houdt, is zijn vermogen tot het leveren van vernietigend commentaar niet aangetast. Het zijn niet alleen modegrillen die zijn ergernis wekken maar zeker ook de staf en de medebewoners. Busken snakt naar vrijheid net als Jeroen Brouwers of er nu een gezondheidszorginstelling, jappenkamp of internaat in het geding is.
    Hoewel de omstandigheden kommervol zijn, is het een geweldige troost voor de lezer dat Busken met verbaal vuurwerk verslag uitbrengt. De coherentie hapert, maar in het hoofd raast een storm met orkaankracht.

    Iemand in een rolstoel met alzheimer die dement is kan niet meer recht denken voor zover zulk persoon überhaupt nog iets denkt, ikzelf echter ben slechts nu en dan iets verstrooid en weet, doorzie en herinner me niet alles meer even duidelijk, dat is iets anders en begrijpelijk gezien mijn gevorderde leeftijd en slechte ogen en spijsvertering


    In vaak lange zinnen met als het nodig is de inzet van neologismen komen de gedachten uiteindelijk op hun pootjes terecht. Soms maken de woorden een omweg maar dat bevordert het leesplezier. Palimpsest in plaats van psalmvers, extremisme in plaats van extremiteiten, mormonen in plaats van malloten. Busken geeft toe dat hij graag gebruik maakt van wat taalcarnaval. Uiteraard laat het geheugen te wensen over. Dat begint met gezichten en namen.
    Vermakelijk is Brouwers als hij zijn licht laat schijnen op de krampachtige pogingen tot genderneutraliteit. Hij wil graag weten met welke sekse hij van doen heeft bij zijn behandelaars. De uniformen geven geen uitsluitsel, de hoogte van de stem evenmin. Je wilt weten tot welke mensengroep ze behoren of willen behoren.
    Je voelt de drift en de schaamte mee als Busken weer eens zijn luier bevuild heeft. Dan volgt er een vermanend toespraakje van een zorgprofessional. “Zodra u voelt dat u moet, meteen het fluitje, hè meneer Busken, dat geef ik u niet voor niets, u hoort best wat ik zeg, zodat er niet weer ongelukjes uweetwel.” De contacten met de stafleden van de instelling behoren tot het meest hilarische deel van het boek. Ongetwijfeld met de beste bedoelingen is hun optreden gewoonlijk neerbuigend. Het zou een mooi bijproduct van dit literaire hoogstandje zijn als Cliënt E. Busken een plek krijgt in de lesstof van opleidingen voor mensen die zich voorbereiden op een loopbaan in een verpleeghuis. Zelden zal er een werk verschenen zijn die illustreert vanuit welk perspectief bewoners hun lot ondergaan. Daar zijn bewoners meer bij gebaat dan bij een ‘barberkjoe’ ter gelegenheid van een jubileum.
    Jeroen Brouwers heeft met zijn hoofdpersoon gemeen dat hij zich in zijn publieke optredens vaak van zijn nukkige kant liet zien. Hoewel met prijzen overladen mokte hij nogal eens over het uitblijven van erkenning of dat de erkenning wel uit een groter bedrag had mogen bestaan. Boos op de wereld koos hij voor het isolement in plaatsen als Exel en Zutendaal, vechtend tegen zijn demonen. Ondertussen rookte hij ketting en klokte zijn jenevertjes weg. De gezondheid ging achteruit maar Brouwers schreef onverdroten door. Wat mij betreft valt zijn laatste boek te rekenen tot het hoogtepunt van zijn oeuvre. In de literatuur bestond ooit de controverse tussen vorm of vent. Bij Brouwers was het altijd vorm en vent. Hij heeft als schrijver in stijl afscheid genomen met een monument bovenop de piramide.
    middelr@xs4all.nl

    Terug